Petrus (Peerke) Donders, resin, 20 cm. Beeld ter gelegenheid zalig verklaring 1982 (4)
OverzichtPetrus Donders was de oudste zoon van thuiswever Arnold Donders en Petronella van den Brekel. Zijn jongere broer heette Martinus. Toen hij zeven was, overleed zijn moeder. Vanaf zijn twaalfde zat Donders al achter het weefgetouw, eerst thuis later in het textielfabriekshuis Janssens. Zijn droom was om priester te worden, maar voor een opleiding had zijn vader onvoldoende geld. Nadat Donders in 1831 was afgekeurd voor militaire dienst hielp de pastoor hem. Hij mocht knecht worden op het kleinseminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel. Wegens zijn geloofsijver werd hij vervolgens toegelaten tot de priesteropleiding. Tijdens zijn vervolgstudie aan het grootseminarie te Haaren kwam bisschop Grooff uit Suriname op bezoek. Hij zocht priesters voor de missie in Suriname. Donders was de enige die zich aanmeldde.
Op 5 juni 1841 werd hij vervroegd tot priester gewijd, in Oegstgeest, en vertrok in 1842 via Warmond als missionaris naar Suriname, waar hij kapelaan werd te Paramaribo. Donders diende onder vier achtereenvolgende bisschoppen van Paramaribo. In 1856 werd hij overgeplaatst naar de missiepost Batavia, een leprakolonie gevestigd op een voormalige plantage aan de Coppename. Op 24 juni 1867 legde Donders de kloostergeloften af en trad hij toe tot de congregatie van de redemptoristen. In de periode daarna maakte hij missiereizen naar de inheemsen in het binnenland, tot hij in 1882 werd teruggeroepen naar Paramaribo. Daarna werkte hij twee jaar vanuit Mary's Hope in het missiegebied Coronie. In oktober 1885 werd Donders opnieuw op Batavia gestationeerd. Daar kreeg hij op 1 januari 1887 een nierontsteking waaraan hij op 14 januari overleed. Donders werd 77 jaar en is aldaar begraven.